Hersenmist, of brain fog, kan een scala aan oorzaken hebben, zoals medicijngebruik, stress, verstoorde slaap, onderliggende pathologie en verkeerde voeding. Het afweersysteem en neuro-inflammatie lijken een sleutelrol te spelen bij het ontstaan van brain fog.
Een wollig hoofd, watten in het hoofd hebben of een mist die niet op lijkt te trekken. Het zijn beschrijvingen van mensen die last hebben van hersenmist. Mensen met hersenmist hebben gedurende korte of langere periodes moeite met helder nadenken, concentreren, het geheugen en informatieverwerking. Hersenmist is een symptoom dat bij allerlei chronische gezondheidsproblemen kan optreden. Brain fog komt onder andere voor bij een verstoorde hersenfunctie, hormonale veranderingen, infectieziektes, auto-immuniteit waaronder coeliakie, (psychische) stress, als gevolg van medicijngebruik of chemotherapie en bij hersenschade. Bij onder andere depressie, migraine, bloedarmoede, schildklierziekten (waaronder de ziekte van Hashimoto), diabetes, fibromyalgie, chronisch-vermoeidheidssyndroom, postviraal syndroom, slaapstoornissen, burn-out en dementie kan hersenmist een begeleidend symptoom zijn.
Gezien de mogelijk ernstige onderliggende pathologie is het belangrijk om de oorzaak boven water te krijgen. Passende behandeling kan dan worden ingezet. Hiervoor heeft een complementair zorgverlener verschillende mogelijkheden tot zijn beschikking. Samenwerking met de behandelend arts is (extra) zinvol bij hersenmist door bijwerkingen van medicijngebruik.
Medicijn- en supplementgebruik
Medicijnen die inwerken op hormonen en neurotransmitters hebben een groter risico om hersenmist te veroorzaken. Bijwerkingen door slaapmiddelen, pijnmedicatie en antidepressiva komen het meest voor. Zowel de benzodiazepines (diazepam en andere ‘pammetjes’) als niet-benzodiazepine slaapmiddelen (zolpidem) remmen de overdracht van informatie van het korte- naar het langetermijngeheugen. Ook oudere generatie antihistaminica (die vanwege het versuffende effect worden ingezet als slaapmiddel) kunnen de cognitieve functie beperken. Opioïden (morfine en oxycodon), gabapentine en tricyclische antidepressiva (amitriptyline en imipramine) kunnen eveneens een mist in het hoofd veroorzaken. Ouderen zijn in de regel gevoeliger voor deze bijwerking vanwege het gebruik van meerdere medicijnen tegelijk (polyfarmacie) en een verzwakte bloed-hersenbarrière. Ouderen hebben daarnaast een langzamere stofwisseling, waardoor medicijnen minder snel worden afgebroken en de kans op bijwerkingen toeneemt.1,2
Tot slot zijn er aanwijzingen dat bepaalde statines het ontstaan van hersenmist in de hand werken. Deze middelen verlagen de hoeveelheid cholesterol in het lichaam, een stof die essentieel is voor een goede hersenfunctie. Statines die sterk hydrofoob van karakter zijn, zoals atorvastatine en simvastatine, bereiken in grotere concentratie de hersenen en kunnen de cholesterolstofwisseling in neuronen sterker verstoren dan de meer hydrofiele statines, waaronder rosuvastatine en pravastatine.3
Stoffen uit supplementen die in verband zijn gebracht met hersenmist zijn probiotica (zie hieronder) en ijzer. Een ijzeroverschot (zoals bij mensen met hemochromatose) kan leiden tot cognitieve achteruitgang.4 Men kan echter ook een overschot aan ijzer binnenkrijgen via supplementgebruik. IJzer is van zichzelf een pro-oxidant en kan neuro-inflammatie veroorzaken. Een ijzeroverschot in het brein is dan ook gevonden bij verschillende neurodegeneratieve aandoeningen.5
Naast medicijnen en supplementen mag ook het effect van drugs en alcoholgebruik niet onderschat worden. Alcohol en cannabis zijn de belangrijkste genotsmiddelen die hersenmist kunnen veroorzaken.
Veranderingen in het brein
Als het medicijn- en supplementenkastje goed zijn bekeken, dan is de volgende stap bepaalde fysiologische oorzaken uit te sluiten. Onderliggende oorzaken van hersenmist zijn voedingsdeficiënties (tekort aan aminozuren en micronutriënten), een te lage zuurstoftoevoer naar de hersenen, het bestaan van (laaggradige) ontsteking en slaapproblemen. Een laatste ‘orgaan’ mag niet vergeten worden en dat is het darmmicrobioom.
Een verminderde zuurstoftoevoer kan het gevolg zijn van voedingsdeficiënties. Ook onderliggende pathologie kan leiden tot een lagere bloedtoevoer, zoals bij het posturale orthostatische tachycardie syndroom (POTS) en het chronisch vermoeidheidssyndroom.6,7 Maar liefst 80% van de CVS-patiënten heeft een verminderde hersendoorbloeding. Ook microbloedingen in het brein kunnen de zuurstoftoevoer verminderen en ontsteking verhogen, waardoor hersenmist ontstaat.
Darmmicrobioom
Het darmmicrobioom kan meespelen bij het veroorzaken van hersenmist en het zou zelfs een bijwerking kunnen zijn van probioticagebruik. In een klinisch onderzoek onder mensen met PDS-achtige darmklachten werd brain fog geassocieerd met SIBO (small intestinal bacterial overgrowth) en een hoge concentratie D-lactaat in het bloed. D-lactaat is een stofwisselingsproduct van lactobacillen en streptokokken en in mindere mate bifidobacteriën. Gebruik van een probioticum met deze bacteriën leidde bij een aantal deelnemers tot hersenmist, die bij 80% van de mensen weer verdween zodra zij stopten met het probioticum. Een overgroei van deze bacteriën in de darmen zou daarom tevens cognitieve problemen kunnen veroorzaken. Dit komt onder andere voor bij mensen met SIBO.8,9
In de complementaire praktijk wordt vaak een verband gevonden tussen een candida-infectie in de darm en het bestaan van hersenmist. De gist kan zowel slijmvliezen als de huid koloniseren en chronische infecties zijn in verband gebracht met het ontstaan van reumatoïde artritis en de ziekte van Alzheimer. Milde invasieve candidiasis (aanwezigheid van candida in het bloed) gaat gepaard met diffuse symptomen en is niet goed te diagnosticeren. Ernstige candidiasis kan leiden tot een delier. Deze observatie maakte dat onderzoekers beter wilden kijken naar de effecten van de gist op de hersenfunctie. Zij vonden dat subklinische infecties bij muizen leidden tot verstoringen in de hersenfunctie. De dieren hadden meer en actievere afweercellen in het brein, wat leidde tot neuro-inflammatie. Deze laaggradige fungale cerebritis uitte zich onder andere in de vorm van geheugenproblemen bij de dieren.10 Ondanks dat niet altijd wordt erkend dat candida-infecties in de darm het bloed kunnen bereiken, zijn er wel sterke aanwijzingen dat dit plaatsvindt. Niet alleen bij dieren, maar ook bij mensen. Zo wordt bij mensen met de ziekte van Alzheimer vaker een schimmelbelasting in het bloed en de hersenen gevonden die gezonde mensen niet hebben. Overigens kunnen gisten en schimmels in het algemeen via een afweerreactie of de vorming van mycotoxines hersenmist veroorzaken, waaronder mycotoxines die we inademen via de lucht in huis of die we binnenkrijgen via gecontamineerde voeding.11
[[{"fid":"10638","view_mode":"default","fields":{"format":"default","field_file_image_alt_text[und][0][value]":false,"field_file_image_title_text[und][0][value]":false},"type":"media","field_deltas":{"1":{"format":"default","field_file_image_alt_text[und][0][value]":false,"field_file_image_title_text[und][0][value]":false}},"attributes":{"class":"media-element file-default","data-delta":"1"}}]]
Voeding en deficiënties
Glutenallergie, of coeliakie, is een aandoening waarbij hersenmist regelmatig voorkomt. Met name in de fase voorafgaand aan de diagnose. De antilichamen die tegen gluten worden geproduceerd, kunnen ook de hersenen beschadigen. Als een glutenvrij dieet niet strikt wordt opgevolgd, dan kan er hersenmist optreden als begeleidend symptoom.12 Waar er een duidelijk verband is tussen de afweerreactie in de darm en de hersenmist die optreedt bij coeliakie, is het onderliggende werkingsmechanisme bij niet-allergische glutensensitiviteit minder duidelijk. Toch heeft de helft van de mensen met een glutenovergevoeligheid last van brain fog, geheugen- en concentratieproblemen. MRI-onderzoek laat zien dat de consumptie van gluten bij deze mensen op een andere manier toch invloed heeft op het brein.13,14
Problemen in de stofwisseling, vertering en verstoringen in het microbioom kunnen uiteindelijk tot gevolg hebben dat nutriënten niet goed worden opgenomen. Vanzelfsprekend kan een brein dat niet over de juiste bouw- en voedingsstoffen beschikt niet goed functioneren. B-vitamines zijn met name belangrijk voor de concentratie, waarbij thiamine, folaat en vitamine B12 de belangrijkste zijn. Een vitamine B12-tekort kan leiden tot neurologische symptomen via een verstoorde myeline-aanmaak. Daarnaast kan een B12-tekort leiden tot bloedarmoede, waardoor de zuurstofvoorziening naar de hersenen vermindert. Dit laatste geldt tevens voor folaat, waarbij een tekort van de vitamine tevens leidt tot bloedarmoede. Een thiamine-tekort leidt in de hersenen tot verhoogde oxidatieve stress en kan daardoor laaggradige ontsteking veroorzaken.15 De B-vitamine is daarnaast belangrijk in de energiestofwisseling, waardoor bij een tekort de ATP-aanmaak stagneert en er meer melkzuur wordt gevormd als gevolg van anaerobe verbranding. Verder spelen ook vitamine D en magnesium een rol in de hersenfunctie. Magnesium via de energiestofwisseling en vitamine D via een gezonde werking van het immuunsysteem.
Naast de hierboven genoemde gluten zijn er nog andere voedingsmiddelen in verband gebracht met het ontstaan van hersenmist. Veel genoemd worden bijvoorbeeld pinda en zuivel. Welk werkingsmechanisme daaraan ten grondslag ligt, is nog onduidelijk. Zuivel bevat opioïde-achtige stoffen die mogelijk kunnen leiden tot concentratieproblemen. Pinda kan vervuild zijn met mycotoxines en heeft mogelijk via deze weg invloed op het ontstaan van brain fog. Het zijn echter ook beide voedingsmiddelen waartegen mensen vaker een allergie ontwikkelen en mogelijk speelt daarom het afweersysteem mee. Dat het afweersysteem meespeelt bij hersenmist ziet men ook bij mensen met histamine-intolerantie of met het Mestcel Activatie Syndroom (MCAS). Zij hebben vaker last van neuro-inflammatie en (laaggradige) ontsteking en tevens een verminderde cognitieve functie. Dit komt doordat histamine in de hersenen reageert als neurotransmitter. De stof reguleert alertheid, de stressreactie en geheugen.16
Koolhydraten en zoetstoffen
Een westers voedingspatroon, rijk aan (ultra)bewerkte voeding en suiker, is in verband gebracht met een verminderde cognitieve functie.17 Pieken en dalen in de bloedsuikerspiegel kunnen hersenmist in de hand werken. Het beperken van koolhydraatrijke voeding, of voeding met een hoge glycemische index, kan daarom de mist doen optrekken en helderheid in het hoofd brengen.18 Sterke beperking van koolhydraten, zoals bij een ketogeen voedingspatroon, kan ook de mist doen optrekken. De ketonen β-hydroxybutyraat en acetoacetaat hebben zenuwbeschermende eigenschappen. Ze verhogen de concentratie ATP, verminderen ROS-productie in mitochondriën, stimuleren de biogenese van de energiefabriekjes, waardoor de synaptische functie gestabiliseerd wordt, en moduleren de functie van de neurotransmitters GABA en glutamaat.19 Klinisch onderzoek bij mensen met milde cognitieve problemen of de ziekte van Alzheimer toont aan dat ketonen de globale cognitie, het geheugen en de taalvaardigheid significant verbeteren. Verder zijn er sterke aanwijzingen dat ketonen ook gunstige effecten hebben op de concentratie.20 Dit gunstige effect op de concentratie werd tevens gevonden bij ouderen zonder dementie.21
Het eten van ongezonde voeding gedurende de jonge ontwikkeling kan leiden tot hersenproblemen op latere leeftijd, zo blijkt uit dierexperimenteel onderzoek.22 Humaan onderzoek laat zien dat het eten van sucrose (tafelsuiker) leidt tot geheugenproblemen. De kunstmatige zoetstof sucralose heeft een soortgelijk effect. Interessant is dat het effect niet wordt gevonden bij de consumptie van stevia.22 Een groep mensen lijkt hersenmist te krijgen door de consumptie van aspartaam. Dit wordt duidelijk teruggezien bij mensen met de genetische aandoening fenylketonurie. Het aminozuur fenylalanine dat vrijkomt bij de afbraak van aspartaam wordt bij deze mensen door een defect van het enzym fenylalaninehydroxylase niet voldoende afgebroken tot tyrosine. Daardoor vindt een toxische opslag van het aminozuur in de hersenen plaats.23 Een ander aminozuur dat mogelijk een rol speelt bij hersenmist is tryptofaan. Onder ongunstige omstandigheden (zoals een lage concentratie NAD+ in de cel) wordt het aminozuur niet omgezet in serotonine, maar in kynurenine en quinolinezuur. Deze laatste stof is neurotoxisch en kan zo hersenmist veroorzaken.24
Conclusie
Hersenmist kan uiteenlopende oorzaken hebben. Het afweersysteem lijkt een sleutelrol te spelen via (laaggradige) ontsteking en neuro-inflammatie. Een rol voor de afweer wordt gezien bij auto-immuunziekten, disbalans in het microbioom, chronische ontstekingsbeelden zoals bij overgewicht, maar ook bij CVS en MCAS. Het herbalanceren van het afweersysteem, het verbeteren van de energieproductie (bijvoorbeeld door het verlagen van de koolhydraatconsumptie), herstellen van het microbioom, wegwerken van voedingstekorten en het onder handen nemen van het medicijn-/supplementenkastje kunnen helpen om de mist in het hoofd te doen optrekken.