
Voeding kan invloed hebben op symptomen van autisme, maar bewijs is beperkt. Een recente review laat zien dat sommige diëten en supplementen symptomen mogelijk verlichten. Voorbeelden zijn het glutenvrij-caseïnevrij of het ketogeen dieet.
De zogenaamde scoping review van Ozler en Sanlier bekeek tientallen studies over voedingsinterventies bij mensen met autismespectrumstoornis (ASS). Een scoping review is breed van opzet en richt zich op het in kaart brengen van de volledige omvang van de literatuur. De onderzoekers verzamelden zowel dierproeven, casusrapporten, gerandomiseerde studies als meta-analyses. De populatie varieerde sterk in leeftijd, van jonge kinderen tot volwassenen. De interventieduur varieerde van twee weken tot meer dan een jaar. De kwaliteit van het bewijs liep uiteen en veel studies hadden een beperkt aantal deelnemers en/of geen controlegroep.
De auteurs vonden aanwijzingen dat bepaalde dieetinterventies, zoals het glutenvrij-caseïnevrij dieet en het ketogeen dieet, een positief effect kunnen hebben op sociaal gedrag, cognitieve functies en gastro-intestinale klachten. In sommige gevallen verbeterden gedragsproblemen, slaap en aandacht. Supplementen zoals vitamine D, omega-3-vetzuren, probiotica en curcumine lieten in enkele studies ook positieve effecten zien, bijvoorbeeld op de sociale responsiviteit of oxidatieve stress. Echter, andere studies vonden geen enkel effect, of zagen juist verslechtering van de voedingsstatus.
De onderzoekers concluderen dat voeding mogelijk een rol kan spelen bij het verminderen van ASS-symptomen, vooral wanneer comorbiditeiten zoals darmklachten aanwezig zijn. Toch is er geen eenduidig bewijs dat één dieetmodel werkt voor alle mensen met ASS. De resultaten verschillen per individu en per studie. Er is geen voedingsinterventie die op dit moment breed aanbevolen kan worden op basis van harde evidentie.
Vermeldenswaardig is dat het in veel studies om kleine groepen ging of een controlegroep ontbrak. Ook baseerden studies zich vaak op ouderrapportages. Hierdoor blijft het onzeker of de gevonden effecten daadwerkelijk toe te schrijven zijn aan voeding.