
Nederlandse volwassenen consumeren sterk uiteenlopende hoeveelheden levende voedselmicroben, afhankelijk van hun eetgewoonten en voedselbewaring. Dit blijkt uit een recente studie van Wageningen University & Research, gepubliceerd in Nutrients. Deze inzichten kunnen helpen bij het ontwikkelen van voedingsrichtlijnen die bijdragen aan een gezonde darmmicrobiota en mogelijk bescherming bieden tegen allergische aandoeningen.
Er deden 34 volwassenen tussen de 20 en 70 jaar uit Wageningen mee. De deelnemers rapporteerden hun voedselinname gedurende drie dagen via telefonische 24-uurs recalls. Tevens verzamelden zij één dag lang duplicaten van alles wat ze consumeerden. Dit gebruikten de onderzoekers voor het tellen van de aanwezige microben in het laboratorium. Ze keken naar drie hoofdgroepen microben: totale contaminatiebacteriën (TCB), melkzuurbacteriën (LAB), en gisten/schimmels (YM).
De totale dagelijkse inname van voedselmicroben varieerde sterk tussen de deelnemers: van 5,4 × 105 tot 4,4 × 1011 CFU/dag (0,5 miljoen tot ruim 400 miljard microben). Bij de gemiddelde schatting bedroeg de inname ongeveer 3 miljard microben per dag. LAB maakten daarvan het grootste aandeel uit, gevolgd door TCB en YM. De verschillen waren niet alleen groot tussen deelnemers, maar ook tussen de drie meetdagen van eenzelfde persoon. Vergelijking met de microbiële tellingen uit de duplicaatporties toonde een redelijke overeenkomst: de gemiddelde schatting was slechts 0,6 log hoger dan wat daadwerkelijk in het lab werd geteld. De grootste bron van LAB was yoghurt, dat goed was voor bijna de helft van de totale LAB-inname. Andere belangrijke bronnen waren kaas, kwark, en karnemelk. Voor TCB waren vooral rauwe vis en rauwe groenten bepalend en voor YM waren dit schimmelkazen en vers fruit.
De variatie in voedselmicroben-inname blijkt aanzienlijk. Deze hangt nauw samen met het soort voedsel, de bereidingswijze, en hoelang producten bewaard zijn. Mensen die vaker verse of gefermenteerde producten eten, hebben doorgaans een hogere inname van voedselmicroben dan mensen die veel bewerkte of verhitte producten consumeren. De studie had een klein aantal deelnemers, allen afkomstig uit één regio, wat de generaliseerbaarheid beperkt. De auteurs pleiten daarom voor grootschaliger onderzoek met een gevalideerde microbiële voedselinname-database.